Iemand meet met een meetlint de buikomtrek.

Blijvend gewicht verliezen

Blijvend gewicht verliezen? Onmogelijk, zo lijkt het wel …

Wie ooit een dieet probeerde – en geef toe, wie deed dat nog niet? – die weet dat blijvend gewicht verliezen een moeilijke zaak is. Als je begint met een dieet, dan gaat alles in eerste instantie goed. Jij ben gemotiveerd en je houdt je aan je vermageringskuur. In de eerste dagen, weken, maanden zie je op de weegschaal je gewicht gestaag verminderen. ‘Joepie!’, denk je dan, en je houdt vol. Maar dan, ineens, lukt het allemaal niet meer. Je gewicht blijft hangen, het gaat niet verder de goeie kant uit. En dat terwijl jij daarvoor steeds meer moeite moet doen. Het is alsof je lichaam een plateau heeft bereikt, een horde die jij niet meer nemen kan. Tegelijk gaan je gedachten meer en meer cirkelen rondom het idee ‘eten’: een steeds sterker hongergevoel, een enorme goesting in net dat wat jij vanuit je dieet niet mag eten, een hunkering in jou alsof je uitgehongerd bent.

Wat er gebeurt is dit: Je lichaam laat toe dat het vet uit je vetcellen in een zekere mate opgebruikt wordt. Daar dient die vetreserve immers voor. Maar van zodra een bepaald niveau van ‘leegte’ bereikt is, geven je hormonen signalen af dat de reserves aangevuld moeten worden. Zij doen dat niet om jou te plagen, maar om te verhinderen dat je de hongerdood sterft. Hier komt jouw basis hormoonspiegel, waar ik het vorige keer over had, om de hoek kijken. Bij je geboorte kreeg jouw lichaam van mama mee wat voor jou een normaal gewicht is. Op dat gewicht is jouw evenwicht gebaseerd. En om zich goed te voelen, herstelt jouw lichaam telkens weer dat evenwicht. Je kunt met gemak een paar procenten van dat evenwicht afwijken, maar van zodra je de drempel die jouw lichaam accepteert hebt bereikt, gaat je lichaam protesteren: een hongergevoel, een enorme goesting naar wat jij lekker vindt, het niet meer uit je gedachten kunnen zetten van eten. Ja, je gaat zelfs dromen van voedsel.

In al mijn zoeken rondom dit probleem, vond ik twee mogelijke oplossingen:

  • Ph. D. Susan Peirce Thompson met haar beweging ‘Bright Line Eating’
  • Dr. Jason Fung met zijn boeken ‘De Obesitascode’ en ‘De Diabetescode’

De ideeën van Susan Peirce Thompson

Susan Peirce Thompson is een psychologe die in haar jongere jaren geworsteld heeft met verschillende verslavingen: heroïne, alcohol, seks … en ook eten. Nu heeft zij al jaren een slank lichaam, maar dat was ooit anders. Zij heeft voor zichzelf, en ondertussen ook voor vele anderen, een oplossing gevonden. Die oplossing zet ze de wereld in onder de naam ‘Bright Line Eating’. ‘Bright Line Eating’ vertrekt van gelijkaardige principes als de ‘Anonieme Alcoholisten’.

Bij deze laatste ga je het engagement aan om nooit nog een druppel alcohol aan te raken, omdat je weet dat jij na die ene druppel niet kunt ophouden. Zo strikt kun je dat met eten natuurlijk niet doen, maar Susan Peirce Thompson stelde wel enkele strikte regels op, Bright Lines, waar haar volgers zich strikt aan houden:

  • No sugar – geen suiker, onder geen enkele vorm
  • No flour – geen bloem, geen producten die tot een poeder gemalen worden
  • Three meals a day – drie maaltijden per dag, en dus geen tussendoortjes
  • Weigh and measure your food – weeg en meet je voedsel, volgens principes die zij haar volgers aanleert

Rondom deze strikte regels bouwde zij een community van mensen die elkaar daarin steunen. Zelf stuurt ze wekelijks een vlog de wereld in waarin ze telkens een aspect van haar systeem onder de aandacht brengt. Als psychologe vertelt ze boeiend over wat voedsel doet met je psyché en over hoe strikte regels daar verandering in kunnen brengen. Je moet als het ware je hersenen herprogrammeren, zodat ze vrij worden van gedachten aan voedsel. En net zoals bij de Anonieme Alcoholisten is dit een programma voor het leven. Je geneest nooit echt helemaal, maar je houdt je ‘ziekte’ onder controle door niet aan de verleiding toe te geven.

Zelf vind ik dit een heel drastisch systeem, want het heeft vergaande gevolgen voor je sociale leven. Susan Peirce Thompson helpt mensen wel om in elke omstandigheid juiste keuzes te maken. Soms betekent dat dat je op feestjes gewoon zelf je correcte, afgewogen maaltijd meebrengt. Immers, jij houdt je aan die strikte regels zonder één enkele uitzondering.

Een aspect uit ideeëngoed van Susan Peirce Thompson wat ik zelf wel heel erg bruikbaar vind, is het opbouwen van nieuwe routines. Susan Peirce Thompson toont aan dat jij je voedingsgewoontes niet kunt veranderen op basis van wilskracht. Als je op wilskracht bouwt, dan kom je bij stressvolle situaties gegarandeerd ten val. Je hebt maar een bepaalde dosis wilskracht ter beschikking. Als je moe of gestrest bent, is de keuze voor het juiste voedsel gewoon veel moeilijker. Je keuze van voedsel zou een routine moeten zijn, net zoals tanden poetsen, zegt zij. Dat houdt in dat je een weekmenu opstelt waar je je aan houdt, dat je op de daarvoor voorziene dag alle boodschappen doet, dat je van tevoren al een en ander klaarmaakt, enz. Op die manier wordt de gezonde keuze ook de gemakkelijkste, je hebt er nauwelijks wilskracht voor nodig.

En heb je toch een zwak moment, dan is er een community, een gemeenschap van Bright Lifers, bij wie je terecht kunt. Letterlijk, want Susan Peirce Thompson werkte een systeem uit waarbij mensen elkaar in kleine groepjes ondersteunen. Mensen uit zo’n groepje bellen of SMS-en elkaar dagelijks, en heb jij het moeilijk, dan neem je gewoon contact met een van hen op.

Het resultaat van het volgen van het programma van Bright Line Eating is wel dat je gewicht geleidelijk aan evolueert naar een ideaal gewicht voor jouw lichaam. En zolang jij je aan de regels houdt, blijft dat ook zo. Susan Peirce Thompson heeft ondertussen meer dan 1 miljoen volgers wereldwijd, die met deze methode blijvend succes hebben.

De ideeën van Jason Fung

Dr. Jason Fung ontdekte dat insuline de grote dikmaker is. Wil je blijvend vermageren, dan moet je basis insulineniveau naar beneden. Bij de meesten van ons is echter het omgekeerde gaande: onze cellen zijn insulineresistent geworden. Dat is het gevolg van een continue hoge insulinespiegel. Insuline brengt glucose de cellen in. Wij eten zo vaak en zo veel dat onze cellen chronisch ‘vol’ zitten. Er kan geen glucose meer bij. Dr. Fung gebruikt het beeld van overvolle treinen, waarbij mensen na het vertrek van de trein op het perron blijven staan. Zij konden de trein niet in, vol is vol!

Zo gaat het met onze cellen ook: vol is vol! En dan gaan de cellen het aantal slotjes waar de sleutel insuline in past verminderen. Gevolg: insuline kan de cel niet meer open maken, en dus kan glucose de cel niet meer binnen. De bloedsuikerspiegel blijft continu hoog. Dan denkt onze pancreas: ‘Te veel suiker in het bloed? Dan is er insuline nodig!’ En de pancreas maakt meer insuline aan en stuurt die de bloedbaan in. Jammer genoeg kan ‘meer insuline’ het probleem niet oplossen. De cellen zijn insulineresistent, ze laten niet toe dat insuline nog glucose naar binnen brengt. Nu is er niet alleen te veel glucose in het bloed, maar ook te veel insuline, en dat doet mensen weer een hongergevoel krijgen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel.

De enige oplossing is hier dat we minder vaak eten. Begin alvast met alle tussendoortjes uit je eetpatroon te schrappen. Vervolgens kun je ook af en toe een of meer maaltijden overslaan. Dat noemen we ‘intermittent fasting’. Hierbij is het de bedoeling dat er af en toe behoorlijk wat tijd tussen de maaltijden ontstaat. Als je ‘s avonds om 19u je avondmaal beëindigt en je eet of drinkt ‘s avonds niks meer (behalve water, koffie of thee zonder melk of suiker) en je ontbijt ‘s anderendaags niet, dan ontstaat er een ‘vastenperiode’ van 17 uur. In die tijd zal je lichaam eerst alle overtollige glucose uit bloed opgebruiken. Daarmee gaat ook je insulinepeil naar beneden, want die wordt ook opgebruikt als ze glucose de cel binnenbrengt. Vervolgens wordt de glycogeenreserve uit je lever en je spieren opgebruikt. Na zo’n 12 uur zijn al die reserves op, en dan pas spreekt je lichaam vetreserves als energiebron aan.

Let wel: er is een groot verschil tussen ‘in elke maaltijd wat minder eten’ en ‘af en toe een maaltijd overslaan’. Eet je in elke maaltijd wat minder, dan komt wat hierboven beschreven staat niet in gang. Je houdt de cirkel van ‘glucose en insuline toevoegen’ in stand en je komt nooit toe aan vetverbranding. Je lichaam ervaart een staat van ‘hongersnood’ en zal op eerder korte termijn het verbruik aanpassen. Alles wat te veel energie vraagt, zal op een lager pitje gezet worden. Jij zult bijvoorbeeld minder bewegen, het koud krijgen, meer moeite hebben om ziektes van je af te houden, enz.

Sla je af en toe een maaltijd over, dan komt wat hierboven beschreven staat wel in gang. En omdat je lichaam erop uit is om te overleven – dat is je oerinstinct – zal je lichaam jou meer energie ter beschikking stellen. Jij moet immers op zoek naar voedsel, en daar heb je energie voor nodig!

Dr. Jason Fung heeft hier een drastisch programma voor uitgewerkt. Dan eet je als het ware de ene dag gewoon (maar wel koolhydraatarm) en de andere dag eet je niet. Hij doet dat met mensen in zijn kliniek, die hij dan vanzelfsprekend van nabij kan volgen. Voor mensen die dit op hun eentje willen doen, raad ik een iets minder drastische weg aan. Bouw dit langzaam op en voel hoe je lichaam reageert. Er zijn  immers twee problemen die kunnen opduiken bij het te vlug vermageren:

  • Je vetcellen bevatten naast vet ook afval. Je zou aan je vetcellen kunnen denken als aan containers die gevaarlijk afval, ja, zelfs kernafval bevatten. Wil je gezond vermageren, dan doe je dat best langzaam aan en telkens ook gevolgd door een moment van zuivering. Dan voorkom je dat je lichaam lastig doet omwille van te veel vervuiling in het bloed.
  • Je vetcellen zijn ook de spaarplekken van de in vet oplosbare vitamines A, D, E en K. Bij drastisch vermageren komen al die vitamines in één keer in je bloed terecht. Dat kan leiden tot hypervitaminose, een toxisch te veel aan deze vitamines in je lichaam.

Roep je dus geen deskundige te hulp, luister dan goed naar de signalen die je lichaam je geeft. Je wilt immers niet vermageren ten koste van je gezondheid, maar wel om je gezondheid een boost te geven.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

Mond en tanden van iemand die een wortel eet

Een gezond gewicht: erfelijk bepaald of een kwestie van karakter?

Ik vermoed dat de meeste mensen denken: dik, dat word je door teveel te snoepen. En of het nu chocolade is of chips of koekjes of gewoon snoep, je weet toch dat je daar dik van wordt. Dus, al die dikke mensen – en dat zijn er in Westerse landen ondertussen meer dan de helft van de bevolking – die hebben gewoon geen karakter. Ze snoepen te veel en ze bewegen te weinig. Ja, inderdaad, ze zijn een beetje lui, dat is toch gewoon zo!?!

Voor zij die niet voldoen aan het ideale slanke beeld van wat gezond en succesvol is, kan ik dit alvast zeggen: het beeld dat velen over obese mensen hebben, klopt niet. Of je dik wordt of juist slank blijft, heeft niet echt te maken met ‘karakter’. Het plaatje is een beetje complexer dan dit al te eenvoudige idee. Ga je mee op ontdekking?

Zwaarlijvigheid is geen kwestie van DNA

Als wij het woord ‘erfelijk’ in de mond nemen, dan denken we aan DNA. Ons DNA bestaat letterlijk voor de ene helft uit erfelijk materiaal van vaderszijde en voor de andere helft uit erfelijk materiaal van moederszijde. We krijgen van onze ouders uiterlijke kenmerken, aanleg voor bepaalde ziektes, sterktes en zwaktes op fysiek, emotioneel en mentaal niveau mee. We zijn als het ware een unieke mix van die twee.

En dan is het natuurlijk makkelijk te veronderstellen dat er ergens een gen bestaat dat maakt dat wij slanke dan wel juist dikke mensen worden. Zo simpel is het echter niet.

  • Ten eerste: ons DNA bepaalt dat wij op gezondheidsvlak mogelijke zwaktes of sterktes hebben meegekregen. En toch worden niet alle mensen met zwakke gezondheidsgenen ernstig ziek. Onze manier van leven kan ervoor zorgen dat die genen actief of juist inactief gemaakt worden. Wie bij wijze van spreken zwakke genen heeft, maar ervoor zorgt gezond te leven, gaat wellicht gezonder door het leven dan iemand met sterke genen die er maar op los leeft.
  • Ten tweede: ons gewicht wordt niet bepaald door een of ander gen. Zoals ik in een vorige blog schreef, is de hoeveelheid insuline in het bloed bepalend voor je gewicht. En het zijn niet je genen die zorgen voor meer of minder insuline in je bloed, maar wel wat je eet, hoe vaak je eet en of je last hebt van chronische stress. Geen van deze dingen is het gevolg van je DNA.

Dat maakt dat we erfelijkheid in de pure zin van het woord niet verantwoordelijk kunnen stellen voor het feit dat we te dik worden. Het is een beetje ingewikkelder dan dat.

Dan toch maar een zwak karakter als schuldige aanwijzen?

Het idee dat de meeste mensen hebben, dat overwicht een gevolg is van te veel snoepen, legt de schuld bij een zwak karakter. Mensen die te dik zijn, dat zijn mensen die er gewoon niet voor willen gaan. Ze laten zich telkens weer verleiden door al dat lekkere zoets.

Wel, dan heb ik een vraag voor jou: Volgde jij ooit een dieet? Als je dat ooit al deed, dan weet je dat in het begin alles goed gaat. De kilo’s vliegen er van af … tot op een bepaald moment. Dan blijft je gewicht plots steken, terwijl jij een onbedwingbare drang naar zoet en vet gaat ervaren. Je kunt dan inderdaad een tijdje doorgaan op karakter, maar plots wordt het op het werk of in het gezin wat drukker, wat intenser … en dan houd je het niet meer. Je wilskracht schiet tekort. Er wordt in zo’n tijden al zoveel van je gevraagd, dat je onmogelijk alle ballen hoog kunt houden. Het is op zo’n moment dat je jezelf ‘beloont’ met dat eerste stukje chocolade, met die eerste koek, met dat eerste zakje chips of die ene cola. En met dat eerste lekkers – en ja, dat kan ook gewoon brood zijn – slaan de stoppen door. Je krijgt jezelf niet meer op het juiste spoor. Veel kans dat je na korte tijd meer gaat wegen dan voor je aan je dieet begon. Dit is het bekende jojo-effect.

Bepaald door je moeder, toen ze zwanger van je was

Het is weerom dr. Jason Fung die ons op het spoor brengt van wat bepalend is voor jouw gewicht. Als het insuline is die jou dik maakt, dan is de hoeveelheid insuline in je bloed bepalend voor jouw gewicht. Nu leven wij allemaal zo’n negen maanden in de baarmoeder van onze moeder. Daar groeien wij niet alleen uit van een eicel en een zaadcel tot een volgroeide baby, maar we krijgen er ook een basispakketje hormonen mee. De hormonenspiegel van onze moeder bepaalt de hormonenspiegel waarmee wij geboren worden. Had mama veel stress, dan krijgen wij een basis aan adrenaline en cortisol mee, die ons makkelijker zal doen stressen. Had mama een hoge insulinespiegel, dan vertrekken ook wij van een hoge basisinsulinespiegel. Had mama zwangerschapsdiabetes, dan lopen wij des te meer kans om zwaarlijvig te worden en zelf ook diabetes te ontwikkelen.

Zwaarlijvigheid, obesitas en diabetes zijn dus in die zin erfelijk dat we een basispakket aan hormonen meekrijgen van mama. Papa mag slank zijn wat hij wil, het is mama die bepalend is voor het al dan niet ontwikkelen van overgewicht.

Waarom blijvend vermageren zo moeilijk is

Hier ligt dus een tweede uitdaging als het gaat om vermageren. Die eerste kilo’s eraf krijgen, dat is niet zo moeilijk. Dat kan om zo te zeggen iedereen. Wat echt moeilijk is, is die kilo’s er ook af houden. We moeten als het ware het basis insuline niveau dat we van mama tijdens de zwangerschap hebben meegekregen naar beneden krijgen. Zolang we daar niks aan doen, zal ons lichaam altijd weer streven naar ons ‘normale’ gewicht. Van zodra we een beetje te veel onder dat normale gewicht gaan, protesteert ons lichaam. We hebben dan te veel insuline in ons bloed en dat vraagt om extra (zoet) voedsel. En juist daar ontstaat een vicieuze cirkel.

Hoe we die cirkel kunnen doorbreken, dat vertel ik een volgende keer. Voor vandaag is het voldoende dat je weet dat het niet ligt aan jouw zwakke karakter. Je hoeft jezelf er dus niet de schuld van te geven als jij niet zomaar voldoet aan de gezondheidsnormen. Slanke mensen hebben makkelijk praten, ze kregen hun slanke figuur van mama mee.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

 

 

Iemand spuit insuline in de buik

Insuline, een dik makend hormoon

Als ik jou zou vragen wat je moet doen om niet dik te worden, dan is de kans groot dat je iets noemt als: minder eten en meer bewegen, en vooral minder vet en minder suiker eten. Het zijn de adviezen die dokters en diëtisten al jarenlang verkondigen, … echter zonder veel resultaten. In mei 2022 waarschuwde de WHO – World Health Organization – voor een epidemie van obesitas in Europa. Meer dan de helft van de volwassenen is zwaarlijvig of heeft obesitas, en ondertussen zijn ook een derde van alle kinderen te dik. Met recht en reden kunnen we spreken van een pandemie van obesitas, en in het kielzog daarvan ook van diabetes type 2.

Dit is de situatie zoals ze vandaag is, in Amerika en in Europa en in alle landen in de wereld die hun voeding aanpassen naar Westerse normen. Er is dus blijkbaar iets mis met de redenering van dokters, diëtisten, voedingsfabrikanten. De adviezen die we krijgen helpen niet, onze voeding en onze manier van leven maakt ons steeds dikker.

De boosdoeners: insuline en insulineresistentie

Ik las in de voorbije vakantie twee superinteressante boeken van dr. Jason Fung over dit onderwerp:

  • De obesitascode – Het geheim van gewichtsverlies
  • De diabetescode – Hoe je diabetes type 2 kunt voorkomen en omkeren met dieet en leefstijl

Dr. Jason Fung is een Canadese nefroloog, een nierarts. Oorspronkelijk gaf hij zijn patiënten de adviezen die hierboven beschreven zijn, en hij merkte dat die adviezen geen verbetering gaven, noch in de algemene gezondheidstoestand van mensen, noch in het specifieke domein van obesitas en diabetes type 2. Nierziekten zijn immers vaak het gevolg van diabetes. Hij startte zijn eigen onderzoek, en las daarbij vele studies door anderen ooit gedaan. Hij las en interpreteerde die studies en kwam tot verrassend eenvoudige conclusies. Toen ik las wat hij schreef viel bij mij de frank, de euro, de dollar: zijn conclusies waren juist! Ik neem je mee in zijn verhaal …

Dr. Fung haalt eerst de huidige adviezen onderuit. Zijn redenering is simpel. Als die adviezen niet werken, dan zijn er twee mogelijkheden:

  • De mensen zeggen wel dat de ze adviezen naleven, maar ze doen het niet. Ze zijn laks, ze snoepen en eten in het geniep, ze doen veel minder aan beweging dan ze zeggen te doen.
  • De mensen volgen de adviezen wel op, maar die helpen niet. De adviezen zijn fout, en als dat zo is, dan moet daar in de wetenschap bewijs voor te vinden zijn.

En dus ging dr. Jason Fung op zoek naar bewijs tegen de heersende adviezen bij obesitas en diabetes type 2. Hij zocht en hij vond, en gaandeweg formuleerde hij een eigen theorie. Van die theorie voel ik intuïtief aan dat ze juist is. Ik zie er ook resultaten van, bij mensen rondom en bij Susan Pierce Thompson en haar ‘Bright Line Eating Movement’. Dr. Jason Fung noemt het hormoon insuline als grote boosdoener.

Insuline is een adipogeen hormoon, dat wil zeggen: een vet aanmakend hormoon. Dat zie je eerst en vooral bij mensen met diabetes type 1, die door een defect aan de pancreas geen insuline kunnen aanmaken. Als zij geen insuline toegediend krijgen, vermageren zij steeds meer, tot ze sterven aan ondervoeding. Zonder insuline kan de glucose de cellen niet binnen en wordt er geen energie aangemaakt. Er is ook geen reserve aan glucose en dus wordt er geen vet aangemaakt. Dat zie je ook bij mensen met diabetes type 2 die wel insuline spuiten. Binnen de kortste keren krijgen zij een ‘insulinebuik’, een enorm dikke buik, die niet in verhouding is tot de rest van hun lichaam en die ook niet in verhouding is tot wat ze eten of hoe ze bewegen. Ze worden steeds dikker, schijnbaar zonder aanwijsbare redenen.

Vorige keer schreef ik over Metabool Syndroom en over hoe daar een constant verhoogde bloedsuikerspiegel bij hoort. Die constant verhoogde bloedsuikerspiegel roept de pancreas op om telkens maar weer insuline aan te maken en vrij te geven. Maar de cellen zitten overvol, ze willen geen glucose meer opnemen, en dus verminderen ze het aantal insulinereceptoren aan hun buitenkant. Als insuline de sleutel is, dan zijn de insulinereceptoren de slotjes. Er is dus meer insuline in het bloed om de glucose de cellen binnen te helpen, maar de cellen belemmeren uit zichzelf dat het nog lukt. Vol is vol, er kan niets meer bij. Op dat moment ontstaat insulineresistentie.

Vandaag nemen we insuline onder de loep en wat die met onze gezondheid doet. Een volgende keer hebben we het over insulineresistentie. Voegen we beide samen, dan hebben we een effectieve remedie tegen obesitas en diabetes type 2.

Over insuline en wat die met je doet

Insuline is een hormoon dat wij in onze pancreas zelf aanmaken. Iedere keer als dat nodig is, laat onze pancreas wat insuline vrij in het bloed. De insuline moet ervoor zorgen dat de glucose uit ons bloed de cellen binnen kan. Dat is goed, dat is normaal. Op die manier krijgen de cellen de nodige glucose om energie te produceren.

Is er te veel glucose in ons bloed aanwezig in vergelijking met de energie die we nodig hebben, dan wordt die overtollige glucose, weer onder invloed van insuline, omgezet in ‘reserves’: in de lever en in de spiercellen wordt een beperkte hoeveelheid glycogeen opgeslagen. Dat is een soort makkelijk bereikbare reserve, die vb. tijdens de nacht en als we eens een maaltijd overslaan weer opgebruikt wordt. Is de opslagcapaciteit voor glycogeen bereikt, dan wordt de overtollige glucose omgezet in vet. Dat vet is – als overlevingsmechanisme uit oeroude tijden – reserve voor wintermaanden, hongersnoden en alle andere situaties waar voedsel niet voorhanden is.

Dr. Jason Fung zet hier eventjes de puntjes op de i. Het is wel degelijk insuline die dik maakt en niet glucose. Alleen als insuline de glucose de cellen in kan krijgen, kan er vet aangemaakt worden. Dit wordt overduidelijk bij mensen met diabetes type 1 die niet behandeld worden met insuline. De glucose kan de cellen niet binnen en wordt uitgeplast. De urine smaakt zoet en deze mensen vermageren zienderogen, tot stervens toe.

Wanneer komt er insuline in je bloed?

Het is algemeen geweten dat het eten van koolhydraten een insuline-reactie geeft. We eten koolhydraten – suiker, brood, pasta, rijst, aardappelen en in mindere mate ook vele soorten groenten en fruit – en die worden in maag en darmen verteerd, waarbij glucose vrijkomt. Als die glucose in het bloed wordt opgenomen, geeft de pancreas een shotje insuline vrij. De hoeveelheid glucose bepaalt in grote mate de hoeveelheid insuline. Bevat je voeding veel koolhydraten, en zeker als ze veel geconcentreerde koolhydraten bevat, dan loop je veel kans om vlugger dik te worden. Wat we kunnen doen is zoveel mogelijk dingen met suiker vermijden, maar ook zoveel mogelijk granen. Op onze dagen, waar heel veel voedsel in fabrieken wordt samengesteld, is het van belang de ‘kleine lettertjes’ te lezen. Alle vormen van suiker en alle vormen van zetmeel moeten dus vermeden worden, willen we kunnen vermageren. Veel makkelijker is het om standaard te kiezen voor onbewerkt voedsel.

Maar er is meer. In de mond zitten sensoren voor een zoete smaak, wij proeven als iets zoet is. Die zoete smaak geeft een signaal aan de hersenen, die detecteren dat er zoet voedsel aankomt. Al voordat het voedsel de mond heeft verlaten, wordt insuline in het bloed vrijgegeven. Dr. Jason Fung vertelt van een experiment: er waren twee groepen mensen. De ene groep moest een slok cola met suiker in de mond proeven en dan weer uitspuwen. De andere groep moest een slok cola zero in de mond proeven en weer uitspuwen. Niemand had iets binnen, en dus zou je geen insuline-reactie verwachten. Niets was echter minder waar: bij beide groepen werd een toename van insuline in het bloed gemeten. Je kunt dus dik worden van alleen nog maar het proeven van cola of van cola zero, echt waar.

In de maag zitten hormoonachtige stofjes en ook die geven een insuline-reactie op de inname van voedsel. En jawel, ik heb het hier over de inname van voedsel tout court. Elke keer als je eet, zal je maag aanzetten tot het vrijgeven van insuline in het bloed, onafhankelijk van wat er aankomt. Dat betekent dus dat wie drie keer per dag eet en ook nog enkele tussendoortjes gebruikt meer insuline in het bloed krijgt, dan iemand die slechts drie keer per dag eet, zonder die tussendoortjes. Wie maar één keer per dag eet, krijgt op basis van dit principe het minst insuline binnen. Wil je vermageren, schrap dan alvast alle tussendoortjes. En probeer misschien ook af en toe eens een maaltijd over te slaan.

Een tweede stofje in de maag detecteert wat er aankomt. Koolhydraten en eiwitten geven een sterke insuline-reactie, op vetten reageert onze pancreas neutraal. Dat koolhydraten insuline vrijmaken, dat wisten we al. Door de vetfobie die al sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw bestaat, experimenteerden mensen daarom met vetarme, maar eiwitrijke producten. Denk maar aan kippenwit of light kaas. Ook dit bleek veel insuline in het bloed te brengen, waardoor mensen die dit soort dieet volgden niet vermagerden. Alleen vet blijkt ‘insulineneutraal’, en hoe raar je dit ook mag vinden, het eten van voldoende gezonde vetten zal je doen vermageren.

En dan is er nog iets wat een belangrijke invloed heeft op de insuline in ons bloed, nl. stress. Stress maakt dat er cortisol wordt aangemaakt. Cortisol – verwant met het medicijn ‘cortisone’, waar je ook dik van wordt – zorgt ervoor dat er, om de stressvolle situatie aan te kunnen, voldoende energie kan aangemaakt worden. Er worden reserves omgezet, zodat er voldoende glucose in het bloed aanwezig komt. Daarop krijg je vanzelfsprekend een insuline-reactie. Die glucose moet immers de cellen in om energie te produceren. Hier wordt insuline aan het bloed afgegeven zonder dat je ook maar iets eet of proeft.

Bij acute stress is dat geen probleem. Acute stress vraagt om een vecht- of vluchtreactie. Je moet het gevaar te lijf of je moet ervan weglopen. Beide vragen veel energie, en dus wordt de glucose in het bloed opgebruikt. Er is niks over om vet mee aan te maken. Het probleem ontstaat bij chronische stress: wij verbruiken niet meer energie door ons druk te maken omdat we in de file staan en ook niet als we op het werk voortdurend onder tijdsdruk staan. We verbruiken niet meer energie door te piekeren of door ongerust te zijn over onszelf of over dierbare anderen. We verbruiken niet meer energie als we naar een spannende film kijken of als we onze hersenen bombarderen met te veel harde geluiden. Al die dingen veroorzaken chronische stress, waardoor extra glucose en dus ook extra insuline in ons bloed terecht komt. En wij, wij worden daar dikker van. Belangrijk is hier aandacht voor echte ontspanning en voor een goede nachtrust.

Wat moet je nu doen om te vermageren?

Als je leest wat ik hierboven schreef, dan begrijp je dat er geen eenduidig antwoord is. Wie veel koolhydraten eet, zal wellicht vermageren door die wat te verminderen. Wie voortdurend eet, zal vermageren door tussendoortjes weg te laten. Wie last heeft van chronische stress kan beter kiezen voor een passende manier om tot ontspanning te komen. Wie in elk bedje een beetje ziek is, zal op elk domein de juiste keuzes moeten maken. Er is dus niet één antwoord, maar een diversiteit aan mogelijkheden. Weet je zelf niet goed hoe het bij jou zit, dan kun je je beter laten begeleiden door iemand die weet heeft van deze informatie. Helaas zijn dat nog niet al onze diëtisten.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

 

Woordwolk rondom het woord diabetes

Overgewicht, een eerste symptoom van onze welvaartsziekten

In een vorige blog vertelde ik je over verschillende manieren om te bepalen of jij een gezond gewicht hebt. Ik heb dat niet, en daar wil ik iets aan doen omdat ik weet dat overgewicht een eerste stap is op weg naar onze huidige welvaartsziekten. Als ik dat overgewicht negeer is de kans zeer groot dat ik over niet al te lange tijd diabetes krijg, of problemen met mijn hart en mijn bloedvaten, en ja, zelfs kanker ligt op de loer. Overgewicht en meer nog obesitas zijn immers één van de symptomen van ‘Metabool Syndroom’, en ‘Metabool Syndroom’ is de rechtstreekse voorloper van elk van onze welvaartsziekten.

Metabool Syndroom

Een syndroom is nog geen ziekte. Het is een samengaan van een aantal symptomen die wijzen op iets wat mankeert in je lichaam. Ze heb je het ‘Chronisch Vermoeidheidssyndroom’ dat vertelt dat er iets mankeert aan je energiehuishouding. Of je hebt het ‘Prikkelbare Darmsyndroom’ dat vertelt dat je darmen maar niet tot rust kunnen komen. En zo heb je ook het ‘Metabool Syndroom’ dat vertelt dat er iets schort aan je metabolisme, dat wil zeggen aan je stofwisseling of hoe je uit voeding je lichaam opbouwt en energie geeft.

Er zijn een aantal parameters die ons kunnen wijzen op Metabool Syndroom. De meeste daarvan kun je makkelijk ontdekken via een gewoon bloedonderzoek bij de huisarts. Dit zijn de alarmsignalen:

  1. Je nuchtere bloedglucose is hoger dan 110 mg/dl (België) of 6,1 mmol/l (Nederland).
  2. Je buikomtrek is voor mannen groter dan 102 cm en voor vrouwen groter dan 88 cm.
  3. Je triglyceriden of bloedvetten zijn hoger dan 150 mg/dl (België) of 1,7 mmol/l (Nederland)
  4. Je HDL-cholesterol is lager dan 40 mg/dl (België) of 1 mmol/l (Nederland) voor mannen en 50 mg/dl (België) of 1,3 mmol/l (Nederland) voor vrouwen.
  5. Je bloeddruk is hoger dan 130 over 85 mmHG.

Als drie of meer van deze symptomen op jou van toepassing zijn, dan heb je Metabool Syndroom. Je bent dan nog niet ziek, maar je bent wel goed op weg om één van onze welvaartsziekten op te lopen. Nu is het goede nieuws dat je er zo’n 20 jaar over doet om ziek te worden … en dat je op zo’n 4 maanden tijd je lichaam kunt resetten, zodat je niet ziek wordt.

Eén probleem is er wel: een dokter zal je er niet op wijzen dat je metabolisme aan het crashen is. Een dokter wacht tot je ziek bent, en schrijft dan medicijnen voor. Ook dan kun je vaak met voedingsaanpassingen die ziektes nog omdraaien, maar een gewone huisarts kent die wegen niet. Heb je het geluk een ‘leefstijlarts’ als huisarts te hebben, dan zal die je wellicht wel voedingsadviezen geven.

Is een diëtist dan een oplossing? De ervaring leert dat de meeste diëtisten nog niet mee zijn met de nieuwste inzichten op voedingsvlak om metabool syndroom, diabetes, hart- en vaatziekten en kanker een halt toe te roepen. Vaak blijven zij inzetten op calorieën tellen, minder eten en meer bewegen en vooral minder vetten eten. De nieuwste inzichten tonen ons dat deze adviezen op langere termijn niet helpen. Je kunt op korte termijn wel wat gewicht verliezen, maar meestal is dat gewicht er na een tweetal jaar gewoon weer bij … of zelfs nog wat verhoogd.

Metabool Syndroom en diabetes

Eén van de symptomen van Metabool Syndroom is een verhoogde bloedsuikerspiegel. Vanaf 120 ml/dl of 6,9 mmol/l spreken we van diabetes. Dit betekent dat je lichaam niet langer in staat is om de suikers (of koolhydraten) uit je voeding om te zetten in energie voor je cellen. Om het even te zeggen in een maat die meer tot de verbeelding spreekt: als je gezond bent zit er in je bloed maximaal 1 theelepel suiker. Als dat meer wordt, neig je naar diabetes of heb je dat al.

Maar er is meer: Als je buikomtrek te groot is, heb je te veel abdominaal vet, oftewel buikvet. Dat betekent dat je organen, o.a. je lever en je pancreas ofwel in het vet zwemmen, ofwel zelf te vet geworden zijn. En het moge duidelijk zijn dat een vervette lever en een vervette pancreas niet optimaal hun werk kunnen doen. Ook dat leidt uiteindelijk tot diabetes type 2.

Metabool Syndroom en hart- en vaatziekten

Als je kijkt in het lijstje van symptomen die leiden tot Metabool Syndroom, dan zie je wellicht zelf ook wel dat hart- en vaatziekten een gevolg kunnen zijn van Metabool Syndroom. Een te hoge bloeddruk zet te veel spanning op je bloedvaten. Door die hoge druk komen er scheurtjes in aders en slagaders. Het herstel daarvan gebeurt met cholesterolplaques, die er op hun beurt voor zorgen dat de bloedvaten vernauwen en dat er nog meer druk en nog meer scheurtjes ontstaan. Herstel kan leiden tot bloedproppen die hart, hersenen en longen tijdelijk zonder zuurstof kunnen zetten. Een hartinfarct, een longembolie of een herseninfarct zijn dan een feit.

Ook een teveel aan vetten (triglyceriden) in het bloed is een sterke aanwijzing dat hart- en vaatziekten op de loer liggen. En van de cholesterol is de HDL-cholesterol diegene die we de ‘goede’ cholesterol noemen. Die heb je nodig, als je er daar te weinig van hebt, komt dat je gezondheid absoluut niet ten goede.

Metabool Syndroom en kanker

Weinig dokters zullen je dit vertellen, maar de wetenschap komt er meer en meer op uit dat kanker in wezen een metabole ziekte is. Omdat de mitochondriën – dat zijn de energiecentrales in je cellen – niet meer optimaal glucose kunnen omzetten in energie, worden je cellen uiteindelijk kankercellen. Een normale cel verbrandt ofwel suiker ofwel vet tot energie. Daarbij maakt ze gebruik van zuurstof. Een kankercel verliest de mogelijkheid om energie te produceren door middel van zuurstof. Ze kan alleen nog suiker fermenteren om zichzelf van energie te voorzien. Het rendement van fermentatie van glucose ligt vele keren lager dan die van verbranding van glucose of vetten. Kankercellen hebben dus heel veel suiker nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.

Dat is dan ook hoe men via medische beeldvorming kanker kan ontdekken. Met laat je glucose innemen met een licht radioactieve marker. Als men dan na korte tijd een scan neemt, dan ziet men bepaalde plekken veel meer oplichten dan andere. Dat zijn mogelijke kankerplekken. Ze lichten op omdat kanker heel veel suiker naar zich toetrekt.

Hoe wordt een gezonde cel dan een kankercel? Wel, alle cellen hebben een celmembraan, een huid als het ware. Een gezonde cel heeft een gezond celmembraan, en om dat membraan gezond te houden zijn de juiste vetten nodig. De meest foute vetten zijn transvetten, en die zitten volop in bewerkte voeding. Is je voeding doorheen een fabriek gegaan, dan is de kans groot dat wat je eet te veel ongezonde vetten bevat. En vervolgens is er één simpele regel die je moet onthouden: gebruik om te bakken en te braden geen olie. Enkel olijfolie mag je kort verwarmen (vb. om vlees te bakken). Frituren zou je nooit mogen doen in olie, dat moet je doen in verzadigde vetten. Immers, onverzadigde vetten worden transvetten als je ze verhit, en dus worden ze kankerverwekkend.

Je hebt metabool syndroom, wat nu?

Ik beloofde je in de vorige blog dat ik je zou meenemen op weg naar hernieuwde gezondheid. Volg je mij op die weg, dan zal je gewicht normaliseren, en ook je metabolisme zal zich herstellen. Beide zijn met elkaar verwant, waar de een opduikt verschijnt al gauw ook de ander. Als we op de juiste manier gaan eten, keren alle parameters van Metabool Syndroom zich ten goede. En over die gezonde voeding heb ik het in volgende blogs. Ik hoop dus dat je blijft volgen, stap voor stap, richting gezondheid!

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

Personenweegschaal en lintmeter

Ik ben te dik!

Niet zomaar een idée fixe

Jawel, ik ben te dik. En nee, dat is niet zomaar het idee dat elke vrouw wel eens van zichzelf heeft. Volgens zowat alle gekende parameters – gewicht, BMI of Body Mass Index en tailleomtrek – ben ik te dik. Vanuit gezondheidsperspectief bekeken is dat eigenlijk niet oké.

Als ik op de weegschaal ga staan, gaat er als vanzelf een belletje rinkelen. Alarm, alarm, alarm, dat cijfer op de weegschaal is gewoon te hoog. En met het ouder worden, wordt dat er niet beter op. Als ik niet oplet, gaat dat cijfer gestaag verder omhoog. Dringend tijd, dus, om daar iets aan te doen.

Een juister beeld over dat te hoge gewicht, en wel in verhouding tot mijn lengte, is de Body Mass Index, afgekort: BMI. De formule is deze:

Gewicht in kg / (lengte in meter X lengte in meter)

Stel dat je 70 kg weegt en 1,70 meter groot bent. Dan deel je 70 door 1,70 X 1,70, oftewel door 2,89. Uitkomst is dus: 24,22. Wat is nu een gezond BMI?

  • Tussen 18,5 en 24,9 heb je een gezond BMI.
  • Vanaf 18,4 en lager heb je een ongezond te laag BMI. Je riskeert gezondheidsklachten door ondergewicht.
  • Tussen 25 en 29,9 heb je overgewicht.
  • Vanaf 30 behoor je tot de categorie mensen die lijdt aan obesitas.
  • Vanaf 40 ben je morbide obees, wat wil zeggen dat je zomaar kunt sterven van te dik te zijn.

Let wel, deze cijfers gelden voor volwassenen tussen 19 en 69 jaar. Voor kinderen en voor ouderen gelden andere cijfers. En wat mezelf betreft, ik kan je verklappen dat mijn BMI dichter bij de 35 dan bij de 30 aanleunt. Ik ben dus te dik, echt waar.

Een laatste manier om te bepalen hoe het gesteld is met mijn gewicht tegenover mijn gezondheid is het meten van mijn tailleomtrek. Dat doe je zo: Je gaat rechtop staan. Je meet op de blote huid in het midden tussen de onderste rib (A) en je bekken (B). Je houdt het meetlint niet te strak, je ademt uit en je leest af.

Voor vrouwen is een ideale middelomtrek minder dan 80 cm. Tussen 80 en 88 cm is er sprake van een verhoogde tailleomtrek. Vanaf 88 cm is je tailleomtrek te hoog. Voor mannen is een ideale tailleomtrek minder van 94 cm. Tussen 94 en 102 cm is de tailleomtrek verhoogd, vanaf 102 cm is die te hoog. Bier- en andere buikjes zijn dus zeker niet gezond. Het toont immers aan dat de organen in je buikholte in te veel vet liggen, waardoor hun functioneren gehinderd wordt. En ja, ook mijn tailleomtrek is te hoog. Weerom wordt bevestigd: ik ben te dik!

Metabool Syndroom

Veel Westerse mensen zullen zich herkennen in het beeld dat ik van mezelf heb geschetst. Vaak komen daar nog bij een te hoog cholesterolgehalte, een te hoge bloedsuiker en een te hoge bloeddruk. Je bent in wezen nog niet ziek, je voelt je eigenlijk wel goed in je vel. Alleen, al die parameters wijzen erop dat je gezondheid toch niet helemaal je dat is. En de combinatie van twee of meer van die ‘mankementen’ kreeg een naam: Syndroom X of Metabool Syndroom.

Metabool Syndroom is op zichzelf nog geen ziekte. Het is een syndroom, en dus een combinatie van symptomen die wijzen op een verminderde gezondheid. Metabool Syndroom is als het ware een voorloper van diabetes type 2, van hart- en vaatziekten, en ja, ook van kanker. Om dit nu allemaal uit de doeken te doen, zou ons te ver leiden. Ik beloof je, in een volgend schrijven vertel ik je meer over dit Metabool Syndroom.

Wat te doen?

Te weten dat je te dik bent, is natuurlijk maar een eerste stap. Daar verandert niks aan, tenzij je er iets aan doet. Maar, wat moet je doen, dat het ook succes zal kennen? Want, geef toe, wie van ons heeft nog nooit geprobeerd gewicht te verliezen? En wie van ons kwam toen niet tot de ontdekking dat het nog zo simpel niet is? Ja, je kunt tijdelijk heel wat kilo’s verliezen, maar na verloop van tijd komen ze er zo gemakkelijk weer bij. Meer nog, je riskeert zelfs dat je gewicht op het eind van de rit hoger ligt dan voor je dieetpoging. Vandaag alvast iets over wat niet helpt. In volgende blogs in dit najaar vertel ik je stap voor stap wat wel werkt.

Zomaar calorieën beperken helpt niet

Het eerste waar je wellicht zelf aan denkt, en beslist ook het eerste wat een arts of een diëtist je zal aanraden is je calorieën te beperken. Dat lijkt een goed idee, maar is het jammer genoeg niet. Je moet immers weten dat ons lichaam slim is. Als er minder calorieën binnenkomen, zal ons lichaam gewoon minder calorieën verbruiken. Alles wat niet strikt noodzakelijk is om te overleven wordt op een minimumrantsoen gezet. Zo zal je het makkelijker koud hebben, want warmte produceren verbruikt veel energie. Je zult minder fut hebben om van alles te doen, want bewegen kost meer energie dan stil zitten. Je lichaam past zich aan om de hongersnood te overleven en wacht op betere tijden om de voorraden weer aan te vullen.

Ondertussen ga jij steeds meer verlangen naar calorierijk voedsel. Je lichaam hunkert naar vet en naar zoet. Als jij dan uiteindelijk toegeeft, vult je lichaam de vetvoorraden in één twee drie weer aan. En omdat je energieverbruik lager ligt dan vroeger, zal je oorspronkelijke gewicht binnen de kortste keren overschreden worden. Met andere woorden, je wordt dikker dan voorheen. Dit is het berucht jojo-effect.

Minder eten en meer bewegen helpt niet

Een variant op het vorige klinkt ook heel erg bekend: je moet minder eten en meer bewegen. Uit wat ik hierboven schreef, komt het al even naar voor, dit lukt gewoon niet. Als je minder gaat eten (caloriebeperking), dan ga je vanzelf minder bewegen. Je lichaam spaart energie omdat overleven belangrijker is dan bewegen. Als je meer gaat bewegen, dan heb je na die inspanning meer honger. Je eet meer om de tekorten aan te vullen.

Let wel, ik zeg niet dat bewegen slecht is. Integendeel, bewegen is absoluut goed, ook wat je gewicht betreft. Alleen, bewegen zal de kilo’s er niet doen afsmelten. Als je hoopt door meer te bewegen ook te vermageren, dan kom je van een koude kermis thuis.

Wat helpt dan wel?

Het opgebouwde gewicht is een zaak van voeding. De oplossing zal dus ook gezocht moeten worden in een gezond voedingspatroon. En in dat verhaal wil ik je in de komende tijd meenemen, stap voor stap, zodat je mee met mij gaat snappen hoe je lichaam werkt en vervolgens de richtlijnen kunt toepassen … en met eigen ogen zien dat werkt!

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

 

Kruisbessen in de tuin

Vakantie

Je leest het goed, ik schrijf vandaag al over vakantie. Ga ik dan nu – op de laatste dag van mei – al met vakantie. Wel, ja en nee, … of eerder nee, en toch al wel een beetje.

Want, ja, dit is mijn laatste schrijfsel voor dit werkjaar. Ik schrijf elk jaar zowat van oktober tot en met mei. Van juni tot en met september neem ik vrijaf, ‘t is te zeggen, toch wat bloggen betreft. Al dat andere werk loopt voorlopig nog wel even door, dus echt vakantie is het nog niet. En toch, dat ik je vandaag voor de allerlaatste keer van dit seizoen een berichtje stuur, dat geeft mij toch al een beetje een vakantiegevoel. Er komt wat tijd vrij …

Laat dat nu precies zijn wat het woord ‘vakantie’ in zich draagt: er komt wat tijd vrij! Ons Nederlandse begrip ‘vakantie’ komt van het Latijnse woord ‘vacare’, waar ons woord ‘vacuüm’ dan weer van afgeleid is. Vakantie doet een leegte ontstaan, een vacuüm in de tijd. De gewone gang van de dagen wordt even onderbroken, en dat doet letterlijk ‘vrije tijd’ ontstaan. Er hoeft even niks, je krijgt alle ruimte om in te gaan op dat wat zich spontaan aan je aanbiedt.

Dat laatste is natuurlijk alleen maar waar als wij niet al die ‘vrije tijd’ al van te voren invullen met allerlei dingen die ook weer moeten. Dat kunnen huis-, tuin- en keukenklussen zijn, al die dingen waar je doorheen het jaar niet aan toekomt, maar dat kan evengoed gaan om de ‘verplichte grote reis’, omdat zoiets nu eenmaal hoort. Vakantie wordt nooit echt vakantie als alle vrije tijd al van te voren propvol is ingevuld. Vakantie wordt pas echt vakantie als er ruimte blijft, vrije tijd, waarin gebeuren mag waar jij op dat moment écht van genieten kunt.

Ooit – lang geleden, zo’n 19 jaar al, en ja, dat was toen ik nog pastoraal werk deed en ook daarvoor al diepe dingen schreef. Ooit, dus – schreef ik over vakantie al het volgende:

Heb jij dat ook? Dat gevoel het hele jaar door te moeten lopen en vliegen om er te geraken. Voor je gezin, voor je werk, voor de vereniging waar je lid van bent, … Altijd is er wel iets dat je aandacht en je energie vraagt. Altijd is er wel iets waarbij jouw hulp nodig is. Zonder dat je het in de gaten hebt, blijft steevast datgene liggen wat je voor jezelf had willen doen. 

Vakantie? Dat ze ‘t durven vragen! Het is tijd maken voor jezelf …

Heb jij dat ook? Dat gevoel toch zo weinig tijd te kunnen maken voor de mensen om je heen, voor buren, familie en vrienden. Voor je ‘t weet is er weer een jaar voorbij waarin je steevast dezelfde mensen liet wachten op een telefoontje, een bezoekje of een ander teken van leven. 

Vakantie? Dat ze ‘t durven vragen! Het is tijd maken voor anderen …

Heb jij dat ook? Dat gevoel geen tijd te hebben om stil te vallen. Om te genieten van zoveel moois om je heen. Om echt dankbaar te zijn. Om te bidden. Een dag, een week, een jaar zijn in een flits voorbij. En steevast is het dat moment voor ‘God’ dat plaats moet maken voor wat anders. 

Vakantie? Dat ze ‘t durven vragen! Het is tijd voor ‘God’, dé Ander …

Mijn wens voor jou? Een vakantie met wat tijd. En mocht jouw vakantie al voorbij zijn, dan wens ik je een jaar vol her-inne-ring aan echte vakantietijd.

Dus, ja, ik hou er voor nu even mee op. Ik neem tijd voor mezelf – mijn eigen huis en tuin: lekker kokerellen met kruiden en met bessen uit die tuin van mij. Ik neem tijd voor mensen voor wie ik in mijn drukke leven doorgaans minder tijd kan vrijmaken. En ik neem tijd om stil te vallen, weer ‘God’ op het spoor te komen in dat leven van mij: noem het inspiratie, bezieling, begeestering. Want juist die Bron is het van waaruit ik dan weer een jaar het beste van mezelf kan geven, overal waar dat nodig is.

En dus, ja, zo’n ‘vakantie’ wens ik ook jou toe. Moge jij ruimte vinden, moge jij tijd vinden: voor jezelf, voor belangrijke anderen, voor die ‘diepte binnen in jou’ ook ‘God’ genoemd. En moge je na die vakantietijd vol frisse energie weer aan de slag kunnen met alles wat zich dan weer aandient.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

Foto van een natuurlijk waterbekken tussen de rotsen

‘Ikigai’, oftewel: ‘Waarom ik ‘s morgens mijn bed uit kom.’

‘Ikigai’ is een Japans woord, ons bekend uit de Blue Zone op Okinawa. Okinawa is een eiland in de Japanse archipel. Daar leefden rond de millenniumwisseling procentueel gezien meer honderd-en-meer-jarigen dan elders in de wereld. Een van de redenen die deze mensen daarvoor opgaven was ‘Ikigai’, wat zoveel betekent als: Ik heb een reden waarom ik nog steeds elke morgen mijn bed uitkom. Ik heb een taak, mijn leven is zinvol.

Had ik het in een vorige blog over ‘downshift’ – stilvallen, geregeld even niksen -, dan is de tegenhanger daarvan ‘purpose’ – een doel hebben in je leven. Mensen die een doel hebben in hun leven en die hun leven als zinvol ervaren, zijn gelukkiger, blijven langer gezond en leven uiteindelijk ook langer. Wie geen doel heeft in het leven, valt makkelijker ten prooi aan depressiviteit en levensmoeheid.

Een doel hebben in je leven

Een reden om ‘s morgens op te staan heb je natuurlijk al gauw. Als kind moet je naar school, als volwassene moet je eruit om voor je gezin te zorgen, om naar het werk te gaan, om al die dingen te doen die elke dag weer op je afkomen. Maar nu ik herlees wat ik  zojuist schreef, voel ik hoe weinig positieve kracht daarvan uitgaat. Als je leven alleen bestaat uit dat wat moet, dan gaat er geen vreugde van uit. En als er geen vreugde van uitgaat, dan volgt ook geen geluk, gezondheid of langer leven. Willen we die vinden, dan is er een zekere ‘drive’ nodig: goesting om te doen wat je te doen hebt.

Nu zijn er natuurlijk een aantal dingen die een invloed hebben op het vinden van ‘goesting’ in wat je te doen hebt. Een eerste zal zeker gaan over hoe zinvol jij die dagtaak ervaart. Uit werken gaan – zelfs als dat werk je niet helemaal ligt – zal je met meer voldoening doen als dat je andere mogelijkheden geeft: voor je gezin zorgen, een huis verwerven, op reis kunnen gaan, … Als die dagtaak voor jou dan ook nog zinvol is op zichzelf, en als jij je erin kunt ontplooien, dan vermeerdert dat de energie die je ervan krijgt.

Een tweede wat invloed heeft op jouw ‘goesting’ om je dagtaak aan te vatten is dat die dagtaak bij je past. Je begrijpt dat als die dagtaak fysiek te zwaar is voor jou, of als je bij die dagtaak voortdurend moet zitten terwijl jij veel liever in beweging bent (of omgekeerd), of als die dagtaak te veel van je intellectuele vermogens vraagt of juist te weinig, dat het dan met die ‘goesting’ niet zo best zal blijven gaan. Je kunt even op de tippen van je tenen lopen, maar je houdt dat onmogelijk langere tijd vol.

Nog belangrijker wellicht is of je al dan niet voldoening haalt uit wat je doet. Het gaat erom dat wat je doet, op het moment dat je het doet, je meer energie geeft dan het energie vraagt. Dat kan gaan om wat je doet op zich, maar ook om het resultaat van die taak of om de mensen die je daarbij ontmoet. De balans tussen energiegevers en energievreters moet in evenwicht zijn, of nee, liever toch een beetje doorslaan in de richting van die energiegevers. Als je aan een job niet alleen centen overhoudt, maar ook fijne contacten met collega’s en het gevoel te hebben bijgedragen aan iets goeds, dan is die job voor jou leven-gevend, letterlijk!

Je unieke levensopdracht

Wil je in dit alles nog een stapje verder gaan, probeer dan zicht te krijgen op jouw unieke levensopdracht. Dat kan een opdracht zijn voor een heel leven lang, maar dat kan evenzeer een tijdelijke opdracht zijn, of nog opeenvolgende tijdelijke opdrachten die aaneengeschakeld worden tot één grote levensopdracht.

Voor velen bestaat die opdracht er minstens voor een deel uit een relatie aan te gaan, kinderen op de wereld te zetten en daarna misschien ook nog de zorg op te nemen voor kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen. Ook in de originele Blue Zones zie je dat oudere mensen die mee instaan voor de zorg van kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen daar levensvreugde, een betere gezondheid en een langer leven uit halen.

Voor wie nog even dieper wil graven naar die unieke levensopdracht, geef ik het volgende mee:

  1. Lijst even al jouw talenten op. Pak een blad papier en noteer daarop alles wat jij goed kunt. Wees daarbij eerlijk en kijk vooral ook even verder dan naar wat je gewoonlijk doet.
  2. Pak daarna een ander blad papier en noteer daarop alles waar jij enthousiast van wordt, alles wat jou blij maakt. Kijk ook naar waar jij als kind van droomde, waar je toen gelukkig van werd.
  3. Leg uiteindelijk die twee blaadjes naast elkaar. Jouw unieke levensopdracht ligt ergens op het snijvlak van die twee. Heb je ergens wel de talenten voor, maar je mist het nodige enthousiasme, dat is het toch dat niet. Ben je ergens heel erg enthousiast over, maar je beseft dat je niet kunt wat daarvoor nodig is, dat is het ook dat niet. Jouw unieke levensopdracht kent ze allebei tegelijk: het enthousiasme én de talenten.
  4. Eén ding is nu nog nodig: als jij jouw unieke levensopdracht vervult, dan vind je daar niet alleen vreugde in voor jezelf. Wil het plaatje helemaal kloppen, dan heb jij er deugd aan, maar ook de wereld rondom – de mensen, de dieren, de natuur, moeder aarde zelf. Je wordt als het ware een waterbekken dat zich vult en waarvan het water overloopt. Jouw unieke levensopdracht? Jij wordt er beter van en de hele wereld met jou!

Dat laatste wens ik de wereld toe. Ik zou willen dat heel veel mensen op zoek gaan naar die eigen unieke levensopdracht. Ik zou willen dat meer en meer mensen de vreugde uitstralen van een zinvol leven en daar geluk, gezondheid en een lang leven in vinden. En ik zou willen dat de wereld delen mag in al die overvloed.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

Regelmatig even niksen

Zoals je misschien al weet, verdiep ik me momenteel in The Blue Zones, een aantal gebieden in de wereld waar mensen uitzonderlijk lang, uitzonderlijk gezond en uitzonderlijk gelukkig leven. Uit het bestuderen van deze originele Blue Zones heeft Dan Buettner negen lessen getrokken, negen richtlijnen die elk op hun beurt leiden tot gezonder leven.

The Blue Zones: Power Nine

We hadden het eerder al over beweging en over voeding, twee bijzonder belangrijke pijlers als het gaat om gezondheid. Minstens even belangrijk echter is jouw kijk op het leven, je manier van omgaan met de dingen die op je pad komen. In de Power Nine, de negen lessen klinkt dat als: Right Outlook. En onder het tabblad ‘Right Outlook’ vind je twee richtlijnen:

    1. Purpose: een doel in je leven, een reden om ‘s morgens je bed uit te komen.
    2. Downshift: regelmatig stilvallen, even alle activiteit stilzetten om naar binnen te keren.

Beide staan met elkaar in relatie, ze kunnen niet zonder elkaar. Wil je op het spoor komen van het doel van jouw leven, val dan stil. Luister naar je binnenste en ga daarop in. Doe dat regelmatig opnieuw, want in de drukte van het dagelijks leven hoor je die roepstem pas als het te laat is: als je ziek valt, als het leven je dwingt het rustiger aan te doen.

Stilvallen, dagdromen, uit het raam zitten staren, lanterfanten, …

Onder ‘downshift’ verstaan we spontaan iets als ‘mediteren’. Dat klinkt verheven, en daarvan willen we nog wel geloven dat het goed is voor onze gezondheid en ons welbevinden. Ik wil in dit verhaal echter een hele stap vroeger beginnen. Lukt het ons nog wel om eens gewoon helemaal niks te doen? Even geen TV, geen radio, geen computer of smartphone. Even geen dingen te doen, geen boek of krant, gewoon niks.

Wij, Westerse mensen uit de 21ste eeuw, krijgen dagelijks meer prikkels dan een Middeleeuwer in zijn hele leven. Al die prikkels komen de hele dag door bij ons binnen en moeten dan verwerkt worden. Ons hoofd staat quasi nooit meer stil. Dat doet wat met een mens. Voor mezelf weet ik bijvoorbeeld dat, als de dag te druk is geweest en er onvoldoende ‘lege’ tijd was, ik dan ‘s nachts, nadat de eerste vermoeidheid is verdwenen, wakker lig om dan die overvloed aan prikkels te verwerken. Oplossing voor mijn slapeloosheid is dus ‘meer lege tijd overdag’.

Wat is dan voor mij ‘lege tijd’?

  • Een wandeling in de natuur, en dus leven op het tempo van te voet. Prikkels komen dan op je af op een manier die jou niet overweldigt. Er is zelfs ruimte om iets van de overvloed aan prikkels van de voorbije tijd los te laten.
  • Uit het raam zitten staren. Kijken naar de bloemen en de struiken in de tuin. Kijken naar een vogel of naar een kat die hun spel spelen.
  • Dagdromen en fantaseren, ontdekken welke richting het verlangen in mij uit wil. Het is in dagdromen en fantaseren dat creativiteit in mij ontstaat. De mooiste dingen worden geboren uit ‘niets doen’.
  • En tot slot: me vervelen! Ja, soms heb ik zo’n dag waarop ik nergens zin in heb. Geen goesting om ook maar iets aan te pakken. En als ik dat dan wel probeer, geef ik er na nog geen tien minuten de brui aan. Het is dan alsof diep van binnen iemand me toeroept: ‘Stop! Vandaag even niet!’ Op het eind van zo’n verveeldag weet ik het wel: dit was precies wat ik vandaag nodig had.

In al deze gevallen is mijn zelfgenezend vermogen op volle toeren aan het werk. Omdat er geen nieuwe info, geen nieuwe prikkels binnenkomen, krijgt mijn geest de kans om op te ruimen, om los te laten, om ruimte te creëren. In die ruimte ontstaat eerst rust en ontspanning, en vervolgens krijgt mijn wezen de kans om van zich te laten horen. In die ruimte ontdek ik, als ik luister, welke volgende stap ik dien te zetten om mijn leven de moeite waard te maken.

Ziek worden

Vaak is ziekte een middel om ons te doen stilvallen. Wie ooit een burn-out had, weet hoe je dan gedwongen wordt om niks te doen, en dat een hele lange tijd. Ergens in dat ziekteproces ontstaat iets als een vermoeden dat het ‘rennen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan’ van de tijd voor de burn-out je ziek heeft gemaakt. In de leegte ontstaat een verlangen om het voortaan anders te doen. Vaak ontdekken mensen op dat moment een andere drive, een ander doel. Een gedwongen ‘downshift’ (=stilvallen) brengt je op het spoor van een nieuwe ‘purpose’ (= levensdoel).

Ziekte is in die zin altijd een beetje een tijdstip van heroriëntering. Je was te druk bezig, je verloor te veel energie, en nu moet je gedwongen rusten. Je lichaam en je geest krijgen de tijd om te helen. En luister je goed naar je eigen binnenste, dan hoor je die stem die jou vertelt welke stappen je van hieruit zetten moet. Je komt op het spoor van dat diepere verlangen in jou. Volg je dat spoor, dan is heling het gevolg. Gezondheid volgt vaak vanzelf.

Pleidooi om dagelijks even te niksen

Jawel, ik hou een pleidooi om dagelijks even alle prikkels uit te schakelen. Doe even niks, zorg voor alleen maar natuurgeluiden, voor quasi stilstaande beelden. Lukt dat je niet ineens, waag je dan aan routineklussen: de afwas of de strijk doen, in de tuin werken, opruimen of poetsen. Het zijn dingen waarbij je niet hoeft na te denken en waarbij je geest alle ruimte krijgt om de indrukken van de voorbije dagen te verwerken.

Gun het jezelf om te luieren, te lanterfanten, te dagdromen. Dit is geen verloren tijd, integendeel. De tijd die je ogenschijnlijk verliest, krijg je dubbel en dik terug in efficiënter werk en in minder ziekteverzuim. Zoek je eigen manier om helemaal tot rust te komen en ervaar de deugddoende werking daarvan. Ik wens het je van harte toe.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

Een zakhorloge ligt in het zand, beeld van intermittent fasting.

Intermittent fasting

Snacken, snacken, snacken

Er was een tijd waarin een maaltijd nog een maaltijd was: ontbijt, middagmaal, vieruurtje, avondmaal. Buiten die maaltijden om werd niks gegeten. Geen tussendoortjes, geen hapje hier of hapje daar, gewoon niks: vasten. Op vandaag eten velen van ons minstens zes keer op een dag, en sommigen snacken zelfs de hele dag door. Door artsen en diëtisten worden die vele kleine hapjes per dag zelfs als gezond voorgesteld. Jammer genoeg is dat laatste helaas onwaar.

Wij, Westerlingen, eten van ‘s morgens als we opstaan tot ‘s avonds als we slapen gaan. Ons spijsverteringsstelsel is daardoor quasi continu aan het werk. Maag en darmen krijgen amper rust. Je moet weten dat na die laatste hap het nog minstens twee uur duurt vooraleer die helemaal verteerd is en in het bloed opgenomen. Dat alleen al is een belemmering voor onze gezondheid, want ook ons spijsverteringsstelsel verdient een dagelijks rustmoment. Daarom is het een aanbeveling van gezondheidsbegeleiders om minstens de tijd tussen het avondmaal en het ontbijt op de volgende dag vrij van eten te houden. En ja, reken daar ook maar de energierijke dranken bij. Immers, ook alcohol en frisdranken moeten verteerd en in het bloed opgenomen worden.

Doordat wij ons spijsverteringsstelsel die avondlijke rust niet gunnen, en dus vaak te laat op de avond nog eten en drinken, krijgt het metabolisme op celniveau te weinig tijd. Even wat uitleg:

  • Voedsel komt, helemaal verteerd, ons bloed binnen. Dat met voedsel verrijkte bloed wordt continu het hele lichaam rondgepompt.
  • Elke cel in ons lichaam haalt uit dat met voedsel verrijkte bloed alles wat hij nodig heeft om zijn eigen specifieke taak naar behoren te kunnen vervullen.
  • Daar nu in het bloed ‘leegte’ is ontstaan, kunnen diezelfde cellen ook wat van hun afvalstoffen in het bloed achterlaten. Die afvalstoffen worden dan naar de lever en naar de nieren getransporteerd. Op die manier zuivert het hele lichaam zich, telkens en telkens weer.
  • Als in de nacht het laatste voedsel is verteerd, opgenomen en door de cellen verbruikt, ontstaat er in het bloed ‘een grote leegte’. Juist daardoor is de nacht dé ontgiftingstijd bij uitstek. Alle cellen, alle weefsels, alle organen ontdoen zich van alles wat niet meer bruikbaar is. Vervolgens worden allerlei herstelprocessen in gang gezet, waardoor wij ‘s morgen als herboren een nieuwe dag aanvatten.

Door telkens weer ‘s avonds laat nog te eten en te drinken, maken wij de tijd van ontgiften en herstel te kort. Geleidelijk aan stapelt het lichaam een teveel aan afvalstoffen op. Het doet dat eerst op de meest veilige plekken:

  • in de vetcellen. Vandaar dat vermageren zo’n lastige klus is, de opgestapelde gifstoffen komen immers in het bloed en zorgen ervoor dat wij binnen de kortste keren een poging tot vermageren opgeven.
  • in extra vocht dat in het lichaam opgehouden wordt. Immers, gifstoffen in verdunning zijn minder gevaarlijk dan gifstoffen pur sang.
  • in gewrichten en in spierweefsel. Dat geeft op korte termijn een stram gevoel en op langere termijn echte pijn- en bewegingsklachten.

Maar ook overdag eten wij te vaak. En dat geeft last aan ons immuunsysteem. Immers, iedere hap die naar binnen komt, wordt door ons immuunsysteem gecontroleerd op ‘vreemde indringers’: bacteriën, virussen, schimmels, parasieten. Als wij driemaal daags eten, dan moet het immuunsysteem driemaal daags een tweetal uur op post staan. Zolang duurt het immers tot alle voedsel als een verteerde brei in de darm terecht komt. Zowat 80% van ons immuunsysteem bevindt zich juist daarom in de darmwand. Daar komt de buitenwereld ons lichaam binnen. Eten wij zes keer per dag, dan moet ons immuunsysteem zes keer twee uur aan de slag. Eten wij quasi continu, dan is ons immuunsysteem continu in de weer. Daaruit ontstaan die steeds vaker voorkomende laaggradige ontstekingen. Dat laatste wil zeggen dat ons immuunsysteem eigenlijk nooit meer uitgaat. Het blijft steeds op een laag pitje aan de slag. Daarbij gaat het niet alleen echte vijanden te lijf, maar meer en meer ook dingen die voor ons niet echt een bedreiging vormen en zelfs het eigen lichaamsweefsel. Op die manier ontstaan allergieën en auto-immuunziektes.

Als je dan ook nog weet dat het immuunsysteem een van de duurste systemen in ons lichaam is – het verbruikt heel veel energie – dan snap je dat ook blijvende vermoeidheid zijn oorzaak kan vinden in een overactief immuunsysteem.

Breakfast

Wat is dan een normale eet- en drinkcyclus? Wel, zoals eerder al gezegd zouden wij na het avondmaal helemaal niks meer mogen eten (en drinken, behalve water of kruidenthee dan) tot ‘s anderendaags ‘s morgens. Dan hebben we dagelijks en vastenperiode van zo’n 12 uur. In het Engels klinkt dat door in het woord dat gebruikt wordt voor het ontbijt: break – fast, oftewel, breek de vasten. Elke dag opnieuw is er een vastenperiode, die met het ontbijt gebroken wordt.

Dat in die tijd de zuivering van het lichaam volop kansen  krijgt, merk je ‘s morgens bij het opstaan. De lucht in je slaapkamer ruikt weinig fris, omdat er veel koolzuurgas is uitgeademd. Misschien transpireerde je ook wat tijdens de nacht, vandaar dat een douche zo’n deugd doet voor je de dag aanvat. Je ochtendurine is doorgaans donkerder dan je urine tijdens de rest van de dag. Er zitten meer afvalstoffen in. En velen van ons moeten ‘s ochtends, net voor of net na het ontbijt, naar het groot toilet. In je stoelgang zitten onder andere alle afvalstoffen die je lever naar je dikke darm gestuurd heeft.

Wil je de gezondheidsvoordelen van zo’n kortdurende vasten nog versterken, dan kun je twee dingen doen:

  • de tijd van de nachtelijke vasten langer maken. Dat kan je door ofwel je laatste maaltijd vroeger op de dag te nemen, ofwel je eerste maaltijd uit te stellen.
  • ook tijdens de dag minder vaak te eten en te drinken. Hou je vb. weer aan ontbijt, middagmaal en avondmaal. Dan kan je lichaam ook tussendoor al even met zuivering aan de slag. En nee, ook het heel frequent een slokje water drinken is in deze zin geen goed idee. Beter is het een paar glazen water ineens te drinken, en dan een tijdlang gewoon niks tot je te nemen.

Voordelen van het minder vaak eten

  • Je spijsverteringsstelsel zal er je dankbaar om zijn. Het krijgt de kans om tot rust te komen, om herstelprocessen aan te gaan.
  • Je hele lichaam zal er baat bij hebben, omdat afvalstoffen makkelijker afgevoerd kunnen worden. De kans op obesitas, oedeem en spier- en gewrichtsklachten wordt kleiner.
  • Er ontstaat metabole flexibiliteit. Omdat na twee uur al het voedsel dat je at verteerd is en opgenomen in het bloed, ontstaat na die tijd geleidelijk aan een tekort aan suikers in je bloed. Als jij dan niet opnieuw eet, moet je lichaam wel gebruik maken van de aangelegde reserves. Je lichaam leert opnieuw niet alleen te leven van de telkens nieuw aangevoerde suikers, maar gaat daarna vanzelf over op vetverbranding. Een beter wapen in de strijd tegen overtollig gewicht is er niet.
  • Omdat de suikers in je bloed veel meer opgebruikt worden voor er nieuw voedsel binnenkomt, is de kans op diabetes type 2 kleiner.
  • Omdat je immuunsysteem tijd krijgt zich te ontspannen, is de kans op continue laaggradige ontstekingen veel minder groot. Daarmee verminder je vanzelf de kans op allergieën, auto-immuunziekten en chronische vermoeidheid.

Intermittent fasting

Dit alles is de hele idee achter intermittent fasting. Je maakt dagelijks tijd voor een of meerdere kleine vastenperiodes. Je kunt daarbij verschillende keuzes maken:

  • Je houdt je aan ontbijt, middagmaal, avondmaal. Je gebruikt geen tussendoortjes.
  • Je slaat het ontbijt over en eet vb. enkel tussen 11u en 19u.
  • Je gebruikt dagelijks maar één maaltijd, vb. enkel een vroeg avondmaal.
  • Je slaat af en toe een dagje over en eet dan helemaal niks. Er ontstaat een vastenperiode van 36 uur.

Zoals je ziet, is er dus voor elk wat wils. Eet je vandaag nog vele keren per dag, begin dan alvast met één of twee van die eetmomenten uit te bannen. Neem je tijd en zet geleidelijk aan stappen in de goeie richting. Het komt je gezondheid vast en zeker ten goede.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

Fotocollage met suikerklontje, stevia en canderell

Suiker of zoetstoffen?

Zoetekauwen

Wij, mensen, zijn hopeloze zoetekauwen. Evolutionair gezien was dat een goede zaak. Waar onze voorouders dat maar konden, aten ze zoet, vet en zout. We hebben deze drie immers nodig om te overleven. Je vraagt je misschien af waar onze voorouders dat zoet vandaan haalden. Wel, ze aten knollen, waar koolhydraten in zitten. Denk maar aan de wortel, de pastinaak, de biet. Als ze honing vonden, dan hadden ze daar wel een paar bijensteken voor over. Verder waren er op eind van de zomer en in het najaar volop bessen en de (minder zoete) voorlopers van ons fruit. Dat was het zowat.

Wat een verschil met wat wij op onze dagen eten en drinken aan zoet. Suiker is aan zoveel voedingsproducten toegevoegd, dat wij, Belgen, gemiddeld zo’n 95 gram suiker per dag eten. Dat komt neer op bijna 24 klontjes, en daarmee staan wij op de 6de plaats van de landen waar het meest suiker geconsumeerd wordt. Alleen in de USA, Duistland, Nederland, Ierland en Australië gebruikt men nog meer suiker dan wij.

Zowel de Westerse geneeskunde als de voedingsindustrie hebben door dat dit helemaal niet gezond voor ons is. Daarom zijn ‘nepsuikers’ ontwikkeld, stoffen die zoet smaken maar niet of veel minder onze bloedsuikerspiegel verhogen, de bekende zoetstoffen. In deze blog wegen we de klassieke suiker even af tegenover deze industriële zoetstoffen en proberen we bloot te leggen waarmee echt gezondheidsvoordeel te halen valt.

Suiker

Suiker is voor de gezondheid een boosdoener. We kennen allemaal wellicht al het verhaal van ‘suikerziekte’ of diabetes type 2, ook ouderdomsdiabetes genoemd. Even kort door de bocht: bij een overvloed aan suiker in het bloed stelt de pancreas insuline vrij. Die insuline haalt de suiker uit het bloed en zorgt ervoor dat die suiker, omgezet in vet, als reserve-energie opgeslagen wordt in onze vetcellen. Bij uitputting van de pancreas blijft er te veel suiker in het bloed, waardoor diabetes ontstaat.

De suiker in ons bloed is echter niet allemaal het gevolg van het eten van suiker. Ook andere koolhydraten – ook suikers genoemd – dragen daartoe bij: brood, pasta, rijst, aardappelen, groenten (waarvan vooral de knollen zoals wortel, pastinaak, biet) en fruit. Suiker is in dat rijtje echter wel een bijzondere boosdoener:

  1. Suiker is een hypergeraffineerd product dat uit 100% suiker bestaat. De meeste andere vormen van koolhydraten bevatten ook volop vezels. Alleen brood, pasta en rijst kunnen ook zo sterk geraffineerd zijn. Daarom raden we hier volkoren producten aan. Doordat bij de bereiding van suiker alle hulpstoffen uit de biet of het riet verdwenen zijn, rooft suiker die hulpstoffen uit ons lichaam. Die stoffen, zoals bijvoorbeeld calcium, zijn nodig om suiker in energie te kunnen omzetten. Eet je een suikerbiet, dan zijn die stoffen meegeleverd. Eet je suiker, dan moeten die stoffen uit je lichaam gehaald wordt. Vandaar dus dat suikerconsumptie ook osteoporose in de hand werkt.
  2. Suiker die te lang in het bloed aanwezig blijft, tast de wanden van de bloedvaten aan. Suiker maakt als het ware kleine scheurtjes in de bloedvatwanden. Op langere termijn zou dat tot inwendige bloedingen kunnen leiden, met de dood tot gevolg. Ons lichaam heeft daar een ‘oplossing’ voor. Het versterkt de bloedvatwanden met cholesterolplaques. We kunnen dus stellen dat niet cholesterol de oorzaak is van de meeste hart- en vaatziekten, maar suiker.
  3. Suiker speelt een heel belangrijke rol in de ontwikkeling en groei van kanker. Elk lichaam kent kankercellen, maar in gezonde omstandigheden kan ons lichaam die cellen de baas. Wordt een lichaam minder gezond, dan draait het immuunsysteem overuren. Er blijft minder energie over om de aanwezig kankercellen te lijf te gaan, waardoor een tumor zich kan ontwikkelen. Nu moet je weten dan kankercellen hun energie om te groeien niet via de normale weg kunnen produceren. Gezonde cellen verbranden in de mitochondriën – dat zijn kleine energiefabriekjes – suiker tot energie. Deze manier van energieproductie geeft een hoog rendement. In kankercellen werkt dat systeem niet meer, kankercellen halen energie uit fermentatie van suiker. Deze manier van energieproductie geeft een laag rendement. Kankercellen doen er dus alles aan om zoveel mogelijk suiker naar zich toe te trekken. Wie kanker heeft, eet dus best zo weinig mogelijk suiker en beperkt beter ook de inname van voedsel hoog in koolhydraten. Daardoor raken de kankercellen uitgehongerd, wat ze vanzelfsprekend ook zwakker maakt.

Je begrijpt dat de overvloed aan suiker die we op onze dagen nuttigen, onze gezondheid ernstig ondermijnt. Vandaar wellicht de zoektocht naar alternatieven voor suiker.

Zoetstoffen

Bij de zoetstoffen moeten we twee grote categorieën onderscheiden:

  1. De suikeralcoholen of semisynthetische zoetstoffen: erytritol, lactitol, maltitol, xilytol, sorbitol, mannitol, isomalt. Deze stoffen zijn verkregen door minieme chemische aanpassing van bestaande natuurlijke suikers. Ze hebben een zoete smaak, bevatten vaak weinig calorieën en jagen de bloedsuikerspiegel niet tot maar matig omhoog. Ze hebben echter wel één nadeel: ze werken ernstig in op de darmen. Ze zorgen voor winderigheid, krampen en diarree. Matigheid is dus zeker geboden.
  2. De synthetische zoetstoffen: aspartaam, sucralose, acesulfaam K, cyclamaat, saccharine, alitaam, neotaam. Deze stoffen zijn lichaamsvreemde stoffen, en hebben vaak een toxische werking in het lichaam. Met recht en reden kun je deze stoffen ‘zoet vergif’ noemen. Meer dan één studie toont aan dat deze stoffen klachten veroorzaken of verergeren. We denken dan onder andere aan hoofdpijn en migraine, duizeligheid, evenwichtsstoornissen, stemmingswisselingen, depressiviteit, misselijkheid, braken, buikpijn, krampen, wazig zicht, brandende ogen, constipatie, diarree, epileptische aanvallen, geheugenverlies, verwardheid, vermoeidheid, zwakte, angst, paniekaanvallen, huiduitslag, netelroos, slapeloosheid, hartkloppingen, enz. Het lijstje met mogelijk bijwerkingen van deze synthetische zoetstoffen blijft maar doorgaan.

Er zijn twee redenen waarom deze zoetstoffen graag gebruikt worden:

  1. Ze verhogen de bloedsuikerspiegel niet of nauwelijks.
  2. Ze voegen weinig of geen calorieën toe aan de voeding.

Vandaar dat men ervan uitgaat dat deze stoffen zowel diabetes als overgewicht tegengaan. Niets is echter minder waar, het tegendeel is eerder waar. Als de zoete smaak van deze producten op de tong terecht komt, gaat er al een signaal van de hersenen uit naar de pancreas: ‘Wees alert, er komt zoet aan, stuur alvast maar al wat insuline naar het bloed!’ En de pancreas, als goede medewerker in het lichaam, doet wat de hersenen vragen. Op het moment nu dat het voedsel verteerd is en de bloedbaan binnenkomt, is daar niet de beloofde suiker bij. De insuline in het bloed gaat vergeefs op zoek naar z’n maatje en bindt alle in het bloed aanwezig suiker (uit koolhydraten zoals bijvoorbeeld groenten). Er blijkt een teveel aan insuline, er komt een suikerdip, met als gevolg dat het lichaam hunkert naar extra voedsel.

Gevolg: je eet niet één keer, maar twee keer, om hetzelfde hongergevoel te lijf te gaan. Het moge duidelijk zijn dat de zoetstoffen op deze manier noch diabetes, noch overgewicht verminderen. Studies tonen aan de mensen die zoetstoffen gebruiken op langere termijn meer overgewicht vertonen dan mensen die in diezelfde mate suiker gebruiken. En ook diabetes wordt niet verholpen door het inzetten van zoetstoffen. Daar kan een ander eetpatroon veel meer soelaas brengen.

Stevia

Stevia, ook wel honingkruid genoemd, is een natuurlijke suikervervanger. In die zin heeft stevia niet de negatieve kenmerken van zoetstoffen. Je krijgt er geen diarree van en ook al die andere klachten blijven achterwege. Stevia en stevioglycosyden kunnen dus een gezondere vervanging van suiker zijn. Toch blijft ook hier het gevaar van de zoete smaak die de hersenen triggert. Je kunt het lichaam immers niet bedriegen. Jij belooft zoet, en dus verwacht het lichaam energie. Komt die niet, dan zal het lichaam daarnaar blijven hunkeren, tot jij het geeft wat je hebt beloofd.

Minderen in zoet

Er is dus maar één weg uit de ‘suikerpandemie’. We moeten af van die voortdurende hang naar de zoete smaak. Dat kun je het beste doen door eens een maand helemaal geen suiker of suikervervangers te gebruiken. In het begin is dat lastig, je lichaam hunkert eerst nog naar al dat zoet. Maar al gauw merk je dat de andere smaken intenser worden. Je proeft weer het heerlijke zoet van fruit, je lichaam voedt zich zonder problemen met de koolhydraten uit groenten. En eet je zonder het te beseffen toch iets waar suiker in zit, dan proef je dat direct.

Durf je die uitdaging aan, dan kun je ook verschillende soorten reacties aan je lichaam merken:

  • Je valt vanzelf gestaag af, tot je lichaam op een juist gewicht terecht komt. Zo lang je een gezond voedingspatroon (zonder suiker of zoetstoffen dus) hanteert, blijft dat gewicht ook weg. Pas als je weer wel zoet gaat eten, vliegen de kilo’s er ook terug aan.
  • Je dag en nachtritme komt in een juister evenwicht. Je gebruikt immers niet meer de snelle suikers om je ‘s avonds nog een nieuwe energiestoot te geven. Je wordt als vanzelf moe en je gaat vroeger slapen.
  • Je huid wordt zuiverder. Dat merk je al na een tweetal weken. Het is alsof je lichaam zichzelf zuivert van de kleine ontstekingen die door suiker of zoetstoffen ontstaan.
  • Gewrichtspijnen of spierpijnen worden minder. Zowel suiker als zoetstoffen zorgen immers voor ontstekingen, en doordat die ontstekingen verminderen, verminderen ook de pijnklachten.

Wil je deze uitdaging aan, maar durf je dat niet goed in je eentje, dan kun je terecht bij mezelf of bij één van de andere gezondheidsbegeleiders. We helpen je graag op weg naar een betere gezondheid.

 

Dit artikel maakt deel uit van GEZONDHEID-WIJZER door Hilde Ryckewaert, Consulent Natuurlijke Gezondheidszorg. Wil jij ook tweewekelijks de GEZONDHEID-WIJZER in je mailbox krijgen, vul dan onderstaand formulier in.

%d bloggers liken dit: